foto 5

Hij was mijn eerste hond. We woonden midden in de Italiaanse bergen en ik was vijf. Op school schreef ik al mijn schriftjes vol over Rommi. Ik tekende hem er vaak bij: bruin/wit gevlekt met hangoren. Een typisch onherleidbaar ras. Hij was alles behalve gehoorzaam. Rommi was lief maar lomp in zijn grootheid en onbesuisd in z’n enthousiasme. Ik hield ongelooflijk veel van hem, zoals je dat nog kunt doen op je vijfde.

Na drie jaar liep ons Italiaans avontuur in de Apennijnen stuk, we verhuisden naar Nederland. En, alsof dat al niet erg genoeg was, Rommi mocht niet mee.

‘Hij is ruw en onhandelbaar. Hij is een leven in de buitenlucht gewend, Rommi zou wegkwijnen in het woonwijkje waar we nu wonen’, was de overtuiging van mijn ouders. Het was bedoeld als zalf op ons kinderleed maar het leek een poetsdoek voor hun eigen schuldgevoel.

Het beeld is nog zo helder: we zaten op de achterbank van de Alfa, mijn broer en ik. Huilend keken we achterom naar onze Rommi, die braaf op het zandpad naast zijn nieuwe baas, een jager, stond. De jager zwaaide. Wij niet. Coglione.

Een hond achterlaten, dat zou ik dus later nooit doen.

Ik vroeg elke dag hoe het met mijn hond ging, mijn vader belde regelmatig met de jager. Maar Rommi was geen geschikte jachthond, dus wisselde hij weer van eigenaar. ‘Hij leeft nu ergens in het zuiden van het land, bij een oude meneer ’, zei mijn vader.

Ik geloofde hem niet. Mijn ziel was al aangetast door het dierenleed dat ik in Italië had gezien. Ze hebben hem vast afgemaakt.

Ik wist ook dat mijn vader dat voor mij zou verzwijgen.

 

Nooit gedacht dat ik zelf voor zo’n dilemma zou komen te staan. Onze onderdanige herder Kees, werd door alle huisdieren flink aangepakt. Vanwege die stress was ze veel te dun. We probeerden van alles. De conclusie van een zogeheten gedragsexpert was confronterend. Ieder gezinslid was te dominant voor haar. De aanwezigheid van alle andere huisdieren was een grote stressfactor.

Tja, wat doe je dan? Kees houden en de rest eruit?

Hoe erg we het ook vonden, ze zou het beter hebben bij een ander. Een nieuwe eigenaar bood zich zomaar aan. Iemand had ons verhaal gehoord en wilde Kees graag ontmoeten. De klik was er. Hij had niet alleen de ruimte maar ook het geduld en de tijd voor haar.

Mijn vierjarige dochter mocht mee toen we Kees naar haar nieuwe adres brachten. Toch wilde ik haar mijn Rommi-ervaring besparen. Dat zij niks met deze nerveuze hond had werkte in ons voordeel.

Met een rugzak vol schuldgevoel en rare emoties kwamen we aan, we dronken een verplicht kopje koffie en lieten Kees bedremmeld op de deel achter.

Het was raar, het voelde onwerkelijk. Harry en ik huilden samen zachtjes in de auto toen we wegreden. Ik draaide me om en keek naar Puck, die in een boekje bladerde. Het leek haar weinig te doen. Of was ze te jong en ging het aan haar voorbij?

“Papa?”

“Ja, schat?”

“Wil jij van mij een doekje voor je tranen?”

 

We hebben veel gepraat. Puck heeft Kees nooit gemist. Ze vond het vooral zielig voor papa en onze andere hond, zei ze me laatst. Pas na een half jaar had ik de moed om Kees op haar nieuwe adres te bezoeken.

Kees ging helemaal uit haar dak toen ze me zag. Ze was blij. En ik ook, want wat was ze mooi geworden! Ze was een stuk dikker, haar vacht glom zelfs. Kees had ook een paar vrienden gemaakt: ze lag toen ik wegfietste rustig tussen de katten op het erf.

Ja, ik heb er goed aan gedaan.

Mijn Rommi-trauma is verwerkt.

 

 

foto 1 foto 3 foto 4